Rede of intuïtie?

Lange tijd hebben we gedacht dat de mens een puur rationeel denkend wezen was, dat voors en tegens, plussen en minnen, kosten en baten zorgvuldig en goed beargumenteerd tegen elkaar afweegt. Dat denken gaat terug naar de Verlichting. Het heeft ons losgemaakt van de knellende normen van geloof en instituties van collectieve waardenstelsels, die voor iedereen golden. Aan de Verlichting hebben we veel te danken. Het ondanks onze twijfels durven terugvallen op ons eigen verstand heeft ons via het individueel ondernemerschap veel welvaart, voorspoed en vooruitgang gebracht. We zien dat in hele sterke mate terug in de klassieke economie. Stille veronderstelling in de economische wetenschap is dat individuele nutsmaximalisatie, gebaseerd op de prijs van het product, leidend zou zijn voor het menselijk gedrag en dat de optelsom van individuele voorkeuren inzicht zou geven in de totale behoefte en dat ook nog voorzien van een prijskaartje.

 

Het bijna heilige vertrouwen in de ratio en de homo economicus heeft met name door toedoen van psychologen en cognitiewetenschappers een flinke knauw gekregen. Gedragsonderzoekers hebben aangetoond dat wij, mensen, zeker wanneer we over een onderwerp geen sterke mening hebben, bij besluitvorming ‘spelen’ met onze ratio. Dat wil zeggen dat we een voor ons logisch klinkend verhaal vertellen, waarin we zelf heilig geloven. Maar, dat niet gestaafd wordt door feiten of geldige redenen. Met name het zelfbeeld en het beeld dat anderen van ons hebben, blijkt vaak bepalend voor onze besluitvormig. Rationele beslissingen blijken ‘anders’ rationeel te zijn, omdat ze behoren tot het sociaal gedrag van mensen.

 

Gedragsonderzoekers hebben het verstand nog verder tussen haakjes geplaatst door de waarheid van het gevoel te introduceren. De beste beslissingen zouden dan genomen worden door puur op het kompas van het gevoel te varen. Niet alleen blijkt de mens meer satificing dan maximizing behaviour te vertonen, maar de ervaring en belevenis krijgen een steeds groter gewicht. Zo kunnen we de opkomst van de beleveniseconomie beter begrijpen. De prijs wordt niet meer uitsluitend bepaald door de waarde van product of dienst, maar ook – en steeds meer – door de waarde die de klant hecht aan de belevenis. Die waarde is minder makkelijk meetbaar en is steeds meer afhankelijk van de mate waarin aansluiting wordt gevonden in wat de klant ècht van waarde vindt. Op zoek dus naar het hoger gelegen klantdoel en de motivatie die past bij het waardepatroon van de klant.

 

De stap van beleving en gevoel naar intuïtie is niet groot meer. Intuïtie berust op minimale informatie en wordt snel gevormd door een beeld dat we van iets of iemand hebben en waardoor we ons in onze besluitvorming èn oordeelsvorming laten leiden. Het gevoel of iets klopt of niet, of we iets moeten beslissen of niet, of we het ergens mee eens zijn of niet, alles wordt bepaald door een indruk van slechts enkele seconden. Dit ‘secondenwerk’ is precies wat past in het huidige tijdgewricht en wat we op meerdere terreinen zien terugkomen. In de economie, wanneer we kijken naar de impulsaankopen; bij de rechterlijke macht die bij haar oordeelsvorming terugvalt op de zgn. morele intuïtie. Of in het politiek-maatschappelijke bestel, waarbij mensen al snel hun mening hebben gevormd over ingewikkelde zaken als migratie, veiligheid en het vreemdelingenvraagstuk. Kortom: een koop is snel gedaan en een oordeel is snel geveld. Dat geldt zowel voor professionals als burgers.

 

Wanneer het gaat om meningsvorming en oordeelsvorming is het uitsluitend teruggrijpen op de intuïtie een hele precaire, omdat het vergaande gevolgen kan hebben. Eigenaardigheid van onze intuïtie is namelijk haar moreel egocentrisme. Dat wil zeggen de overtuiging dat anderen ellende veroorzaken en straf verdienen en dat jij vrijuit gaat. We zien dat in optima forma in ons huidige democratische bestel. Niet alleen zijn belevingen en emoties richtinggevend. Daar komt bij dat degene met de grootste mond, het meeste geld of de belangrijkste positie beter gehoord wordt dan de anderen. Het post-modernistische relativistische waarheidsideaal – alle belevingen en opinies zijn even waar – wordt dus gekaapt door een groep die daar eigen belang bij heeft. Sociale media versterken die beweging nog meer.

 

Hoewel we op tal van gebieden en manieren afgerekend hebben met het trage en weifelachtige wik- en weegproces van de ratio, komen nu ook de rafelranden van snelle en onverschrokken meningsvorming, besluitvorming en oordeelsvorming in zicht. Onbeperkt vertrouwen op onze intuïtie leidt er vaak toe dat alternatieven buiten beschouwing worden gelaten. Reflectie op het eigen gedrag en de eigen menings- en oordeelsvorming is er niet bij, meestal omdat we ons daar de tijd niet voor gunnen. Ook verantwoorden en verantwoording afleggen zijn geen werkwoorden die vanuit dit intuïtionistische wereldbeeld op veel bijval mogen rekenen.

 

Is intuïtie dan waardeloos en moeten we de ratio weer in ere herstellen? Zo simpel is het niet en het is ook niet per definitie altijd een kwestie van of…of. Stilstaan bij de intuïtie en het gevoel zijn heel waardevol en kunnen zelfs nodig zijn in tijden van acute crisis wanneer handelend moet worden opgetreden. Wanneer het om complexe zaken gaat, waar vele kanten aanzitten, dan is het uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteit nodig om het initiële gevoel te onderzoeken en daar de tijd voor te nemen. Een te snelle mening, oordeel of besluit kan leiden tot ineffectiviteit, onrechtvaardigheid en bij herhaling – op termijn zelfs – tot onbetrouwbaarheid met alle gevolgen van dien.

 

Toch zullen we ons in de alledaagse hectiek staande moeten houden. De praktijk van alledag vraagt steeds meer om een flexibele combinatie van snel en doordacht handelen. Organisaties die in staat zijn doen (intuïtief handelen) en denken (afwegen van alternatieven) op speelse wijze te integreren, die action learning als basisbestanddeel van hun bedrijfsvoering hebben, zijn beter toegerust om dynamiek en complexiteit tegemoet treden.

Terug...

^ Naar boven