Onderzoek als countervailing power

Innovatieparadox
Een van de meest boeiende paradoxen, die aanzetten tot nadenken en handelen, wordt de innovatieparadox genoemd: het verschijnsel dat Nederlandse organisaties veel kennis ontwikkelen, maar dat slechts 25% van het succes is toe te schrijven aan onderzoek en ontwikkeling en 75% aan factoren die met mens en organisatie te maken hebben (Wikipedia). Veel mensen die weinig met onderzoek en ontwikkeling hebben, zullen naar alle waarschijnlijkheid ook weinig verrast zijn over deze uitkomst. Je zou ook kunnen concluderen dat meer aandacht voor organisatie- en managementvernieuwing op z’n plaats is. In elk geval is een zekere relativering van onderzoek en ontwikkeling op z’n plaats. Maar zeker is dat onderzoek en ontwikkeling een plaats hebben, van betekenis zijn en waarde toevoegen. Deze column gaat over de ontwikkelende rol van onderzoek.

Onderzoek draagt op verschillende manieren bij aan innovatief organiseren, of sociale innovatie. De toename van de arbeidsproductiviteit, kwaliteit van de arbeid en het plezier in het werk hebben natuurlijk met de cultuur te maken, met de organisatie van het werk en met het management, maar ook met de rol van ontwikkelend onderzoek.

Onderzoek op de rand
De onderzoeker staat op de rand van de organisatie en de samenleving. Hij leert organisaties van buiten naar binnen kijken, door het vraagstuk of de problematiek centraal te stellen en is daardoor in staat om vroegtijdige framing van beslissers te voorkomen en een open blik naar de omgeving te houden. Omdat die onderzoeker dichterbij de maatschappelijke werkelijkheid verkeert, stelt hij vragen over van alles en nog wat. Hoe lastig soms ook voor partijen die ‘hands on’ willen regelen en besluiten, de onderzoeker is op zoek naar de vraag hoe iets in elkaar steekt. Hij stelt oordelen zo lang mogelijk uit om eerst te weten te komen welke de feiten zijn en door welke mechanismen deze verklaard kunnen worden. Hij wil dus eerst begrijpen en kan pas dan adviseren. Onderzoek kost geen tijd, maar neemt tijd.

Naast die naar buiten gerichte rol, kan de onderzoeker zich op de rand ook omdraaien naar de eigen organisatie en de coherentie en consistentie toetsen in de argumentatie en conclusies van besluiten om iets te doen of juist niet te doen. Hij heeft dan een meer kritisch-evaluatieve rol en houdt de beslissers de spiegel voor. In feite vraagt hij aan de beslissers: is dit en dit wat u wilt en is de weg daar naar toe ook de beste? Hij is dus in staat om de logica van de denkstappen van beslissers zichtbaar en bespreekbaar te maken. Ook hier liggen natuurlijk irritaties op de loer, omdat de beslisser er op uit is om snel te beslissen en de onderzoeker juist via een systematische aanpak tot zorgvuldige conclusies wil komen, die ook nog eens verifieerbaar moeten zijn. Transparantie is dus een belangrijk ethisch beginsel voor de onderzoeker.

Onderzoeksklimaat
Dat beeld van een druk verkeer van buiten naar binnen en omgekeerd is een klimaat waarin onderzoek tot ontwikkeling kan komen en daarmee ook de organisatie helpt te ontwikkelen. Reflexiviteit op eigen handelen en leren van ervaringen worden steeds belangrijker voor organisaties die zich steeds meer tot anderen moeten gaan verhouden, omdat de wederzijdse afhankelijkheid steeds groter wordt. Onderzoekers kunnen bijvoorbeeld bij het evalueren van beleid, maar ook bij het ontwikkelen en uitvoeren ervan een rol spelen. Zij kunnen partijen betrekken bij de bepaling van aard en omvang van het probleem, bij het schetsen van kansen en mogelijkheden om deze op te lossen.  

Nieuwsgierige organisaties, die goede resultaten willen boeken, die gericht zijn op leren en samenwerken, willen weten of hun medewerkers en klanten scherp en tevreden zijn, of de financiële en maatschappelijke resultaten goed zijn, of de infrastructuur nog adequaat is, of de organisatiecultuur nog prikkelt, of visie nog werkt en de waarden onderschreven en beleefd worden. Nieuwsgierige organisaties hechten aan onderzoek en benutten alle kennis en informatie over deze zaken om goed te presteren en vooral de goede dingen te doen. Onderzoek van empirische feiten in welke vorm dan ook is belangrijk voor beslissers om het goede pad te kiezen en de juiste prioriteiten te stellen. Daarmee kunnen ambities worden getoetst op haalbaarheid en consistentie. Nieuwsgierige organisaties investeren in kennis, beseffen dat de kost voor de baat gaat en draaien de redenering om: onderzoek levert meer op dan het kost. Het behoedt organisaties voor doorgeslagen ambities en helpt organisaties op weg om los te komen van hun reproduceerbare routines. In die zin is onderzoek een belangrijke countervailing power op de rand van organisaties. Het helpt organisaties tegelijkertijd pragmatisch te zijn èn te vernieuwen.

Terug...

^ Naar boven