Nieuwe adem, nieuwe energie

Het is goed om bij deze signalen stil te staan en om van daaruit te bezien hoe die wankele balans weer hersteld kan worden. Toch ligt er eerst een andere vraag op tafel, namelijk waarom er in een democratie per definitie sprake is van een wankele balans. Steeds weer gaat het om de vraag of de politiek de burgers goed gehoord heeft en de signalen via de overheid weet om te zetten in passend beleid en uitvoering, terwijl - omgekeerd - de overheid van de burgers verwacht dat deze zich houden aan de wetten en regels, die in het verleden zijn vastgesteld. Naar het bedrijfsleven toe wordt letterlijk en figuurlijk ruimte geboden aan initiatief, maar wel initiatief dat bijdraagt aan eerlijke verhoudingen en tot versterking leidt van het publiek domein. Die balans verkeert in een steeds wankeler toestand, omdat de logica’s en mechanismen van de drie deelsystemen niet meer in evenwicht zijn. De systeemlogica van overheid (regelgeleid gedrag) sluit vooral aan bij die van de markt (winstmaximaliserend gedrag) en de burger wordt vooral gezien als consument en wordt dus ‘ingepakt’ door de systeemlogica van de markt. Met andere woorden: het kwetsbare evenwicht gaat verloren en de deelsysteemlogica’s drijven af van de leefwereldlogica, waarin delen van ervaringen en materie, gelijkwaardigheid, wederkerigheid en respect voor elkaar centraal staan. Desondanks wordt de roep uit de samenleving om herstel van het evenwicht steeds sterker. De burger als sociale actor laat steeds meer van zich horen. Ik kom hierop terug.

 

De disruptieve signalen vanuit het deelsysteem ‘bedrijfsleven’ liggen aan de oppervlakte en kunnen we dagelijks volgen. Het precaire evenwicht van vraag en aanbod wordt door de macht van superkapitalistische multinationals onder aanvoering van AGFA (Apple, Google, Facebook, Amazon) doorbroken. Ondernemers worden met geld de markt uit gedrukt en door hun monopoliepositie kunnen ze de consument en andere producenten (bv. boeren) hun wil opleggen en daarmee hun bedrijfswinsten exponentieel laten groeien. Tegelijkertijd versterken ze hun positie door ongeoorloofd klantinformatie te verzamelen en deze te gebruiken voor marketingdoeleinden. Op lange termijn kunnen deze data ook gebuikt worden voor andere dan economische doeleinden. De overheid blijkt nauwelijks opgewassen tegen dit expansieve gedrag en is ook niet in staat om haar burgers hiertegen te beschermen. Niet alleen in het groot, ook in het ‘klein’ wordt geknabbeld aan maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. Vissers die frauderen met vangstquota in beschermde natuurgebieden of zich wentelen in onwetendheid over meet- en monitorgegevens. Boeren die zich stelselmatig niet houden aan mestnormen en daarmee bijdragen aan ernstige aantasting van natuur en milieu. Het zijn maar een paar voorbeelden, maar het laat ook zien dat de overheid onvoldoende antwoord heeft op onethisch handelen. Deels vanwege het ontbreken van een breed gecommuniceerde praktische visie ten aanzien van haar rol als hoeder van het publieke belang en van het handhaven van rechtvaardige verhoudingen in een veranderende maatschappij. Deels vanwege het gebrek aan handhavingskwaliteit en -kwantiteit.

 

 

Dat is meteen het bruggetje naar het deelsysteem ‘overheid’. Ook hier vinden we nogal wat signalen van verstoring van het evenwicht. We hebben al gezien dat het duurzaamheidsdenken richting bedrijfsleven nog zwak ontwikkeld is. Dat de rechter er aan te pas moet komen om naleving van de zelf vastgestelde milieunormen te eisen, is zeer betreurenswaardig en kan geïnterpreteerd worden als een ernstige aantasting van haar rol als verdediger van toekomstige generaties burgers. Ook de betrouwbaarheid van de overheid is in het geding. Zo heeft de Belastingdienst rigoureus en onterecht het mes gezet in zorgtoelagen aan zorgbehoevenden, omdat verondersteld (en niet onderzocht) werd dat zij zouden frauderen. Niet minder belangrijk is het gesteld met de twijfel aan de veiligheid van ons defensiesysteem, omdat allerlei ICT-systemen binnen Defensie niet gekoppeld blijken te zijn en daarmee kwetsbaar zijn voor het binnendringen van vijandige buitenlandse mogendheden op zoek naar geheime informatie. Ook hier maar een paar recente voorbeelden van disruptieve bewegingen die het vertrouwen in de democratie aantasten. De door haar zelf veroorzaakte inbreuken op duurzaamheid, betrouwbaarheid en veiligheid alsmede de weinig open, lerende houding die hierop volgde, geven te denken of de overheid op dit moment een goede hoeder is van publieke kernwaarden.

 

En dan, ‘de burger’ als de belangrijkste drager van de samenleving. Hoe verhoudt hij zich tot een uitdijende economische macht en een onzeker opererende overheid die geen richting geeft, te lang geloofd heeft in de ordenende kracht van de markt en wel burgerparticipatie roept, maar tegelijkertijd bang is als die burgers participerende partners willen worden? Die burger staat er gekleurd op. Een deel van de burgers is niet politiek bewust, schikt zich deels in haar ‘veilige’ rol van economisch consument. Een ander deel is angstig en boos op het grootbedrijf en de overheid. Gevolg is het terugtrekken in de eigen ‘bubbel’ of juist het overschrijden van de grenzen der betamelijkheid. En dan is er een derde groep van een groeiend aantal burgers dat bereid is verantwoordelijkheid te nemen en eigenaarschap te tonen. Zij worden zich steeds meer bewust van hun eigen politieke kracht, gaan deze ook organiseren, verbinden zich met anderen en tonen daarmee broodnodig leiderschap. Dit leiderschap richt zich tegen de twee traditionele deelsystemen: markt en overheid. Het grootbedrijf moet het ontgelden, omdat de duurzame milieugrenzen stelselmatig worden overschreden en ook de maatschappelijke verdeling van middelen steeds oneerlijker uitpakt. De overheid wordt herinnerd aan de ‘stille’ vraag naar burgerparticipatie. Veel burgerinitiatieven, en dan met name de coöperatieve, zijn gericht op het verbeteren van het collectieve goed en dragen bij aan een sterkere gemeenschapszin. Daarmee zetten zij en streep door het eenzijdig voorop stellen van de eigen belangen.

 

Centraal in deze initiatieven staat het samen realiseren van opgaven (bijvoorbeeld op het gebied van energie, wonen, voedselproductie, mobiliteit, etc.) waarin gemeenschappelijke en individuele belangen met elkaar sporen. Deze coöperatieve initiatieven zijn in opmars, omdat ze de kracht van de markt – ondernemen, snelheid en opbrengsten opnieuw investeren – niet misbruiken, maar juist gebruiken voor de realisatie van een hoger gelegen doel. Ze moeten in staat worden geacht om de macht van het kortzichtige private ondernemerschap en het groot kapitaal terug te dringen door eigen markten te creëren en gericht uit te besteden. Met het hanteren van een moreel kompas hebben ze ook een voorbeeldfunctie voor het reguliere bedrijfsleven. Juist haar innovatieve ondernemingszin en een juist moreel kompas gericht op het realiseren van maatschappelijke doelen maakt het mogelijk om de overheid weer in de juiste richting te helpen denken. Dus, niet meer handelen volgens (niet meer passende) regels alleen en ook niet meer denken dat de markt en het marktmechanisme het probleem wel oplost.

 

Dat ‘samen’ en de wederzijdse betrokkenheid zijn misschien wel de kern van de leefwereldlogica waar we het hiervoor over hadden. Ze vormen in elk geval de basis voor het herstel van een democratisch evenwicht tussen samenleving, overheid en bedrijfsleven. Veel (coöperatieve) burgerparticipatie initiatieven kunnen en willen het niet alleen. Zij zoeken aansluiting bij overheid èn markt. Het betekent wel dat haar missie, gericht op een duurzame toekomst in sociaal en ecologisch opzicht gedeeld moet worden, en ook dat haar waarden uitgangspunt vormen voor passend gedrag. De herwaardering van de leefwereldlogica, waarin het sociaal handelen centraal staat, betekent ook een andere ruimtelijke setting. Niet meer de kille vergaderruimte van het stadskantoor of in de luxueuze boardroom van een bedrijf vormen het punt van samenkomst, maar, gewoon, de plek waar het allemaal gebeurt. Arjo Klamer spreekt in Binnenlands Bestuur van ‘tussenruimte’ en hij bedoelt daarmee de ruimte waarin initiatiefnemers hun kennis, wijsheid en professionaliteit op basis van gelijkwaardigheid uitwisselen[1]. Kortom: coöperatieve burgerinitiatieven hebben het in zich om de democratie nieuwe adem in te blazen en energie op te wekken die nodig is om te werken aan een betere wereld, die dichtbij is en ver weg.

 

[1] Arjo Klamer’s essay in Binnenlands Bestuur, week 2 in 2018, heeft de titel: ‘De gemeente kan niet zorgen’. Het artikel is een reflectie op zijn wethouderschap in de gemeente Hilversum tussen 2014 en 2017. Volgens hem zijn de logica’s van markt en overheid instrumenteel en zijn ze gebaseerd op wantrouwen. Dit in tegenstelling tot wat hij de logica van de sociale sfeer noemt. Hierin staan wederkerigheid van relaties, het delen van ervaringen, vriendschappen, buurten en idealen centraal. Het begrip tussenruimte ontleent hij aan Esther Sarphati, beleidsmedewerker van de gemeente Hilversum.

Terug...

^ Naar boven