Leven tussen principe en praktijk

Banksy is de naam van een kunstenaar wiens identiteit onbekend is en door hemzelf en zijn crew bewust onbekend gehouden wordt, maar die mede daardoor wereldberoemd is geworden[1]. In de zomer van 2016 bezocht ik met mijn kunstzinnige dochter de tentoonstelling ‘Banksy in de Beurs van Berlage’. Kan het tegenstrijdiger: de plek waar de geldhandel z’n beslag krijgt en waar de kunstenaar met zijn maatschappijkritische imborst z’n ‘pieces’ tentoonstelt? In de gangen van het beursgebouw maakte ik voor het eerst kennis met de biotoop van Banksy, ‘de straat als plaats waar kunst naar toegebracht werd, die nooit eerder te zien was’. Zijn werk is op te vatten als één groot sociaal commentaar op de samenleving, op de ridiculiteit van geweld, onderdrukking en onverdraagzaamheid. Volgens Banksy in één van z’n anonieme interviews: “Art should comfort the disturbed and disturb the comfortable”. Zijn hart ligt dus bij de kwetsbare minderheid, vaak woonachtig in slecht onderhouden buurten, die volgens hem vragen om aandacht en betrokkenheid. En dat doet Banksy met zijn humoristische en vileine uitingen op muren en objecten in het publiek domein. Terugkerend beeld in zijn werk is de rat, die zich een weg baant door de viezigheid en funzigheid in gebieden die de overheid negeert. Maar ook een overheid die tegelijkertijd de artistieke en historische waarde van artisticiteit in de openbare ruimte streng afkeurt. En bij overtreding bestraft. Dat is precies waar Banksy tegen strijdt. Banksy is eigenlijk zelf die rat die door de nacht sluipt en z’n sporen achterlaat. Hij schrijft: “als je smerig, onbelangrijk en ongeliefd bent, dan zijn de ratten het ultieme rolmodel”. In die zin identificeerde Banksy zich aanvankelijk met de subcultuur van graffity kunstenaars, die hun ‘handtekening’ zetten op een in het oog springend object, snel en doeltreffend om buiten de klauwen van het gezag te blijven. Voor deze kunstenaars staan de kick, roem en ego voorop, nadrukkelijk niet het geld.

 

Banksy bleek door zijn talent, snelheid van werken met voorbewerkte stencils, gevoel voor publiciteit en organisatievermogen in staat de anarchistische streetartbeweging te upgraden naar een markt voor streetart. Daar ging een lang traject aan vooraf. Dat begon - en geldt in feite nog steeds - met zijn kritiek op kunstwereld; een surreële wereld (veilinghuizen, musea en galeries) die bestaat uit een paar honderd mensen op de aarde die echt iets over kunst te zeggen hebben, maar deze exclusief houden voor ‘the well to do mensen’. Een bezoeker in een museum of grote galerie is, volgens hem, gewoon een toerist die het trofeeënkabinet van een paar miljonairs mag bekijken. Zijn ludieke en op film vastgelegde antwoord (!) was het ongezien ophangen van een klassiek idyllisch landschapsschilderij in Tate Modern galerie. Het schilderij is bedrukt met twee blauw-witte afscheidingslinten met de volgende tekst erop: ‘police line, don’t cross’. Deze ‘tegen-kunst’ werd pas uren later ontdekt en natuurlijk meteen verwijderd. En toch: de publiciteit die Banksy door dergelijke ontregelende en voor onmogelijk gehouden acties kreeg, droegen bij aan zijn groeiende status en beroemdheid. Daar kwam ook nog het Badman-effect bij: Banksy werd nooit ontmaskerd en zo kan er een soort van mythe van onkwetsbaarheid om hem heen ontstaan. Banksy werd bekend en met die bekendheid steeg de belangstelling voor zijn werk. Hoewel rijk worden geen doel voor hem was, wilde hij wel van zijn kunst kunnen leven. Dat lukte vanaf het begin van de eeuw steeds beter en naarmate de reguliere kunstscene zich opende naar Banksy en streetart gezien werd als nieuwe tak van sport, werd ook de afstand van hem tot de graffity kunstenaars van het eerste uur steeds stroever en vijandiger. Ongetwijfeld speelde jaloezie daarbij een rol, maar ook het feit dat straatkunst geld mag kosten. Het gevolg was tweeledig: zijn streetart werd steeds vaker door overheid en eigenaars gedoogd, terwijl veel van zijn collega’s erop uit waren zijn kunstwerken onzichtbaar te maken en hem daarmee te ontkennen. Eigenlijk: de omgekeerde wereld.

 

De dilemma’s rond er buiten staan en erbij horen begonnen zich op te stapelen. In anonimiteit leven, maar wel geld met kunst verdienen? Of: publiek van betekenis zijn en een privaat belang hebben. Controle over eigen kunst en leven hebben en toch mensen betaalbaar werk leveren, genoeg om goed van te kunnen leven. Kortom: Banksy doet moeite om niet beroemd en bekend te zijn en juist daardoor wordt hij het wel. Hij riep een PR-bureau en het zogenaamde Pest Control bureau in het leven om zijn anonimiteit te bewaken, om strak en principieel te sturen op de leveringsvoorwaarden richting geïnteresseerde kunstinstellingen en natuurlijk om zijn kunst te autoriseren. Want er verschenen steeds meer kapers op kust. Zo lijkt Banksy zich in een spagaat te bevinden. Enerzijds erkennen dat bepaalde pieces zijn werk zijn, maar dit niet kunnen en willen bevestigen, omdat dat neerkomt op een bevestiging van illegaliteit, waar straf op staat. Daar komt nog iets bij. Banksy ziet zijn straatkunst als iets tijdelijks, iets dat voorbij gaat en dat verdwijnt als de tijd daar is. Privaat bezit ‘voor de eeuwigheid’ en publieke beleving van tijdelijke kunst zijn toch principieel moeilijk te combineren. Toch weet Banksy het buiten en binnenperspectief met elkaar te verbinden door streetart op de kaart te zetten, zich een inkomen te verwerven uit de verkoop van pieces en zich toch niet (volledig) uit te leveren aan de grillen en absurditeiten van de markt. Hij lijkt een werkbaar evenwicht te hebben gevonden tussen privé en publiek en tussen binnen en buiten, waardoor hij authentiek blijft.

 

De ‘casus Banksy’ over het buiten en binnen perspectief leert ons dat het belangrijk is verbinding te zoeken met de buitenwereld - hoe beschadigd die ook mag zijn – en toch zelf grenzen te stellen aan het binnendringen van die buitenwereld in wat wij zelf belangrijk vinden. Door die grensbepalende verbondenheid kunnen we ook eigenaarschap tonen en verantwoordelijkheid nemen voor de effecten van ons handelen dat nooit (helemaal) losstaat van zijn maatschappelijke context.

 

[1] Will Ellsworth-Jones heeft een intrigerend niet geautoriseerd boek ‘Banksy; de man achter de muur’ over hem geschreven waarin beschreven wordt hoe de kunstenaar geworden is wie hij nu is, wat hem drijft en wat zijn betekenis is voor het heden en de toekomst. Een ander boek met foto’s en teksten van hemzelf ‘Wall and pieces’ is in 2009 verschenen. Zoals in het colofon vermeld staat heeft Banksy tegen beter weten in zijn recht om als auteur van dit werk te worden gezien, ondergebracht bij de Copyright, Designs en Patents Act uit 1988 ondergebracht.

Terug...

^ Naar boven