Een tijd zonder waarom

De Europese verwarring is compleet en schetst in het groot wat ook in het klein, in ons eigen land binnen publieke organisaties speelt. Het is een verwarrende tijd. Een gecoördineerde aanval van radicale islamieten op onze Europese zijnswijze gaat samen met een ‘inval’ van gewone islamitische vluchtelingen die op zoek zijn naar een veilige plek in Europa. Europa als slagveld en veilige haven tegelijkertijd: hoe kan dat waar zijn? Maar ook in onze eigen organisaties, bij overheden, zorginstellingen en onderwijs heerst verwarring. Van een heel andere orde weliswaar, maar toch: er is een duidelijke parallel.

 

Europa is in verwarring en beroering, de krantenkoppen staan er vol van en ook wij ervaren dat. Nieuws van menselijk leed herhaalt zich dag na dag. Neergemaaide mensen op straat of theater, radeloze familieleden van slachtoffers en ouders van jihadisten vind je naast verdronken vluchtelingen in de Middellandse zee, of in de modder en tegen hekken vastgelopen mensen. Europa is voor de één de satan en voor de ander het paradijs. Ons antwoord op die diepingrijpende verwarring is een mix van ronkende retoriek en weifelachtig beleid. Onze leiders doen ons na Parijs geloven dat we in oorlog zijn, maar als dat al zo is, dan is die oorlog al begonnen met het plaatsen van hekken rond onze natiestaten. Dat is toch een tastbare verdedigingslinie tegen mensen ”die ons van ons brood komen beroven”? Kortom: we voelen ons niet meer zeker van twee belangrijke basisbehoeften: veiligheid en een baan. Bovendien zijn we erg verdeeld en is er van een stevig sociaal fundament, vervat in een inspirerende missie geen sprake. Het ontbreekt Europa aan een gedeeld geloof en vertrouwen in onszelf. We missen een visie op goed samenleven en een heldere en overtuigende strategie en positiebepaling, ook ten opzichte van het Midden-Oosten. We zijn lui en afwachtend geworden en hebben gedacht dat het economisch belang als vanzelfsprekend voldoende zou zijn om ons naar binnen toe open en naar buiten toe als gesloten gemeenschap te kunnen opstellen. En nu krijgen we daarvoor de rekening gepresenteerd. Deze korte en wellicht simplistische analyse roept bij mij toch steeds de vraag op “Waartoe Europa?” Het is een belangrijke vraag, omdat we zonder overtuigend antwoord in de toekomst kwetsbaar zullen zijn en achter zullen blijven in verwarring en beroering.

 

Tot zover het eerste deel van mijn betoog. Dan de parallel met mijn eigen beroepspraktijk bij de overheid. Ook bij de overheid is sprake van flinke porties verwarring en beroering. Ook bij de overheid is sprake van ronkende retoriek en wordt geschermd met stevige maar weinig zeggende uitspraken over de participatiesamenleving. Maar net zo goed als Europa als geheel zich de waarom-vraag niet stelt, geldt hetzelfde voor veel organisaties in de publieke sector. De vraag stellen naar het eigen bestaansrecht, naar het onderliggende motief, naar het gevoel van wat je zelf als gemeentelijke overheid bijvoorbeeld kunt betekenen blijft buiten beschouwing. Dat is opmerkelijk, omdat die vraag nu juist zo van belang is om een adequaat antwoord te formuleren op al die nieuwe, complexe vraagstukken en opgaven waar de overheid iets mee moet. De praktijk is dat we op het wat- en hoe-niveau met vragenstellen blijven steken, dat wil zeggen: hoe voeren we acties uit en wat voor resultaten boeken we? Of het nu gaat om implementatie van maatschappelijke participatie, de werking van nieuwe wet- en regelgeving of het ontwikkelen van nieuw beleid, steeds is de reflex om ook deze ingewikkelde vraagstukken op een bekende en eerder beproefde manier uit te voeren, met vaak de overheid in de rol van regisseur en de manager aan de stuurknuppel van de verantwoordingsmachine. Het stellen van de verfrissende waarom-vraag, die getuigt van werkelijk leiderschap, omdat die vraag voortkomt uit een diepe inspiratie die ook nog eens met overtuiging wordt verwoord, wordt niet gesteld. Deze wordt niet gesteld, omdat hij nauwelijks formuleerbaar, berekenbaar en daarmee zogenaamd stuurbaar is, maar vooral niet omdat we weinig consistent denkende leiders hebben, die in staat zijn te inspireren en te overtuigen, niet van wat zij vinden, maar van wat wij zelf vinden.

 

Vertrouwen is het kernbegrip voor beantwoording van de waarom-vraag. Vertrouwen groeit wanneer mensen en organisaties gedreven worden door zaken die het eigen belang overstijgen. Vertrouwen kan verdiend worden door te communiceren en aan te tonen dat mensen gemeenschappelijke waarden en opvattingen hebben. Zoals Simon Sinek in zijn boek ‘Begin met het waarom’ aangeeft: “Je moet over het waarom praten en de bewijzen daarvoor leveren met wat je doet”. Noch Europa, noch veel publieke organisaties blijken die boodschap te hebben opgepakt en geïnternaliseerd. Gebrek aan vertrouwen en leiderschap om vragen anders te stellen en nieuwe antwoorden op vragen te formuleren speelt ons parten. We blijken nauwelijks in staat om complexe vraagstukken vanuit een ander perspectief te bekijken, omdat we naarstig blijven vasthouden aan holle retoriek, versleten denkbeelden, oude mechanismen en een regiem dat gebaseerd is op economische efficiëntie in plaats van maatschappelijke effectiviteit. We leven in een tijd zonder waarom, handelen op de automatische piloot en nemen onnadenkend de weg die lemmingen ook plegen te volgen, wat de gevolgen ook mogen zijn.

Terug...

^ Naar boven