Springen met een korte polsstok

Nu ik zo achter m’n werktafel zit, al een heel klein beetje in de kerststand van reflectie en overweging, terugblikkend op wat geweest is en over de rand van het nieuwe jaar heen kijkend, bekruipen me twee tegengestelde emoties. Eén van ongelooflijke blijheid, de ander die me juist diep bedroefd stemt. Optimisme en pessimisme vechten om mijn aandacht.

 

Of het genoeg is of niet, ik weet het niet, maar ik ben wel heel erg blij verrast door de klimaattop in Parijs. Het noemen van een kwantitatieve grenswaarde aan de opwarming van de aarde is voor politici een tegennatuurlijke daad en helemaal als het ook nog om een ambitieuze norm gaat ook. Politici willen niet gedicteerd worden door cijfers, waar zij op afgerekend kunnen worden. Zij willen ruimte hebben, sturen op intuïtie en opkomen voor belangen, waar zij dan weer vaak zelf belang bij hebben. Het is dus een daad van moed, durf, lef en leiderschap dat de regeringsleiders van 195 landen hun verantwoordelijkheid nemen voor de levensomstandigheden van toekomstige generaties. De ecologische duurzaamheid op wereldschaal lijkt dus in goede handen, althans een eerste stap is gezet. Nu gaat het voor de overheid om realistische uitwerking, het nemen van moeilijke beslissingen om met het verleden te breken, toezicht houden op de resultaten èn – niet in de laatste plaats – op het ruimte geven aan innovatief duurzaam ondernemerschap. Inclusief dat van zichzelf. Dat betekent een Copernicaanse ommekeer van korte termijn politiek naar lange termijnbeleid. Sociale innovatie is het kernwoord dat deze ommekeer typeert. Iedereen zal een versterkte bijdrage gaan leveren aan een schoner milieu om verdere opwarming te beperken. We zullen heel veel opnieuw moeten gaan uitvinden, niet alleen in technisch, maar ook in sociaal opzicht. We zullen zaken sneller, effectiever en plezieriger moeten gaan organiseren. Zowel in het privé als publiek domein. Wat een uitdaging! Gelukkig gist het al langer in de onderstroom van de samenleving. Nieuwe partners staan klaar om het estafettestokje over te nemen van oude organisaties, die steeds primair vanuit het eigenbelang hebben gedacht en gehandeld. Mooi, spannend en goed dat daar in 2016 nog meer vaart in komt. Visie en leiderschap zijn in dat transformatieproces absoluut nodig, maar toegegeven: daar lopen we niet van over. Toch overheerst bij mij het goede gevoel. Zo wil ik 2016 wel instappen.

 

Dat voorzichtige optimisme over de ecologische duurzaamheid op wereldschaal staat wat mij betreft in schril contrast met de stand van zaken rond de sociale duurzaamheid. Ik denk dan vooral aan het alles beheersende integratiethema op lokale schaal, in het bijzonder de opvang van vluchtelingen. De weerstand tegen vluchtelingen in dorpsgemeenschappen als Steenbergen, Purmerend en recentelijk in Geldermalsen is groot. Gesloten dorpsgemeenschappen beseffen nog niet dat zij deel uitmaken van een grotere wereld, die men alleen van de televisie en vakantie kende. Op veilige afstand leidt dat bij velen tot wegzappen van het confronterende nieuws, maar nu kloppen ze aan de deur. Menig burger is daar bang voor en verzint argumenten om de deur dicht te houden. Angst en onzekerheid overheersen en daar komt ook nog eens de boosheid bij; boosheid op een overheid die “niet opkomt voor de rust van haar burgers”. Daar tegenover staan burgers die zich kunnen verplaatsen in de lamentabele situatie van de vluchtelingen, als ware zij zelf vluchteling. Zij tonen een enorme betrokkenheid, vitaliteit en positief burgerschap. Die twee groepen staan vaak lijnrecht tegenover elkaar en zijn niet in staat om elkaar te overtuigen. Dat stemt mij bitter, maar ook de beeldvorming eromheen, de visie op beide burgeruitingen, de motieven van partijen en de besluitvorming van het politieke bestuur roepen veel vraagtekens op. Er lijkt sprake van opportunisme, chronische onderschatting van de burgersentimenten en een ouderwetse, hiërarchische sturingsstijl. Deze kenmerkt zich door niet te luisteren naar de argumenten en vervolgens ook niet door schijnbare tegengestelde posities van burgers te verbinden. De boosheid onder een grote groep burgers en het onvermogen van de lokale overheid om met open verstand, hart en wil te luisteren en knopen door te hakken, trekt diepe sporen in de gemeenschap.

 

Kortom, er is een schreeuwende behoefte aan goed burgerschap èn goed leiderschap. Zowel dit burgerschap als leiderschap zouden gebaat zijn bij een pragmatisch-idealistische toonzetting. Een toonzetting die voorbij de heersende vanzelfsprekendheid gaat, maar die ook realistisch dient te zijn in termen van opname van aanvaardbare aantallen mensen. Handelend optreden in woord en daad, naast het actief verbinden van groepen in de samenleving en van de samenleving met haarzelf, zal het bestuur geleidelijk aan meer legitimiteit kunnen verschaffen. Het centraal stellen van waarden als respect, mede-menselijkheid, gematigdheid, gelijke behandeling, eerlijkheid en transparantie in de interactie tussen bestuur en burgers kan de basis vormen voor meer sociale duurzaamheid in onze samenleving.

 

Om aan mijn verhaal een mooie ronding te geven, moet ik toegeven dat mijn eco-optimisme misschien ook niet helemaal realistisch is. Immers de daad moet nog bij het woord worden gevoegd en: is het bovendien niet vanzelfsprekend dat we uit oogpunt van zelfbehoud voorkomen dat we natte voeten krijgen? Als een ecologisch beleid nodig is om onze voeten droog te houden, dan is een sociaal beleid nodig om vreedzaam naast elkaar te leven. Daarin duurzaam, individueel en met elkaar, te investeren, is mijn wens voor 2016 en de jaren die daar op volgen. Ik noem dat ‘springen met de korte polsstok’, dus niet meer beloven dan je kunt, maar wel durven aan te geven dat je er voor gaat. Immers, iedereen beschikt over een polsstok, hoe kort die ook is en hoe ongeoefend we ook mogen zijn.

Terug...

^ Naar boven