Onderwijs uit de greep

Even terug naar die die twee signalen, wat zeggen ze, waar staan ze voor en welke richting zouden we nu juist wèl op moeten. Het voordeel van een nauwgezette analyse van deze signalen is dat je met enige creativiteit het beeld kan doen kantelen. Met andere woorden: in een scherpe analyse en kritiek ligt die nieuwe, betere toekomst al verscholen.

 

Het interessante van het radio interview was dat heel veel leerlingen verschillende zaken belangrijk vonden, die ze nu juist misten. De vraag naar de juiste inhoud is wel een lastige, omdat heel veel afhangt van de persoonlijke voorkeur van leerlingen. Maar wat dwars door die kritiek heen zichtbaar werd, is dat heel veel leerstof al jaren vastligt en er dus geen ruimte is om in te spelen op de actualiteit. Ook veel leraren erkennen dat, maar zij zijn vaak te zwaar belast om naast hun x-klassen ook nog voor elk van die klassen iets nieuws te verzinnen. De tijddruk is immens en dat wordt natuurlijk ook zichtbaar in het hoge ziekteverzuim, het ongeëvenaarde aantal mensen met een burnout en de beperkte aantrekkingskracht van het onderwijs. Resultaat: leerling en docent zitten op slot.

Het andere signaal over de excellente scholen laat iets heel anders zien. Mijn eerste reactie bij het lezen van het uitgebreide artikel in het dagblad Trouw was: “wat een onzin dat alleen excellente scholen mogen afwijken van regels en wetgeving, waarom niet alle scholen?” Kennelijk beseft het ministerie van Onderwijs zelf dat regels en wetgeving knellen en positieve ontwikkelingen in de weg staan. Waarom zouden excellente scholen, hoe excellentie ook gemeten mag worden, wel vierjarige schoolplannen en dubbele administraties mogen schrappen en de andere scholen niet? Kortom: wat is redenering en wat is het belang van zoveel improductieve tijdinvestering?

 

Bij het herkauwen op beide signalen, schoot me plots te binnen dat ik ooit ergens een stuk geschreven had over de ‘moetdrang’ in het onderwijs. Het feit dat boeken en programma’s vastliggen, dat docenten overbelast zijn, dat administraties schijnbaar worden verheven tot corebusiness, maar ook dat we van excellente en niet-excellente scholen spreken, deed mij denken aan dat stuk over moetdrang. Juist omdat we het zo belangrijk vinden, moet er in het onderwijs zo veel. Rijk, inspectie, visitatiecommissies, schoolleiding, docenten en ouders van de leerlingen zèlf, allemaal willen ze het beste. Die prestatiedrang en onderscheidend vermogen zorgen veel druk en bestuurlijke drukte. Het onderwijssyteem wordt – in termen van Spiral Dynamics - draaiende gehouden door een mix van blauw homogeniserings- en beheersingsdenken, oranje concurrentiedenken en groen vergader- en overlegdenken. Alles wordt in structuren gegoten, dynamiek wordt ingebracht door het marketgerichte concurrentieprincipe te verheffen tot waarheid. En we vergaderen ons suf over agenda’s van de vele partijen die bij het onderwijs betrokken zijn. Het gevolg van deze onzalige mix is dat we zo traag en inflexibel worden en dat we zo uitgaan van het veiligstellen van onze eigen belangen, dat we geen plezier meer beleven in waar het werkelijkheid zou moeten gaan: de ontwikkeling van de leerling of student die zich een positie in samenleving moet zien te verwerven. Alle betrokkenen houden elkaar gevangen en alle energie die er op individueel niveau is, dreigt verloren te gaan. Hoewel we naar internationale maatstaven gemeten garant staan voor goed onderwijs, is de dagelijkse praktijk een hele andere. We stellen ons de vraag naar de bedoeling niet meer, de vraag waar het ècht om gaat, maar laten ons afleiden door procedurele vragen die hooguit leiden tot marginale verbetering. Zo mogen en moeten we niet doorgaan. Niet voor onszelf, maar vooral niet voor de kinderen, leerlingen en studenten die we goed willen toerusten voor hun verdere ontwikkeling, zodat zij het beste uit zichzelf kunnen halen. Dat betekent dus dat alle belanghebbenden hun kwaliteiten, talenten en wensen centraal dienen te stellen. Dat betekent meer maatwerk en diversiteit. Dat noemen we ook wel holistisch leren (het kind, de leerling, de student centraal) en integraal organiseren in de vorm van netwerken om middelen optimaal te benutten.

 

Voor mij worden twee dingen steeds duidelijker. Allereerst moet het onderwijs veranderen en transformeren van een uniforme leerfabriek naar verschillende experimentele werkplaatsen op menselijke maat. Daarnaast dringt zich ook een andere beeld op van leren in de toekomst. Ontwikkeling is te belangrijk om aan het onderwijs alleen te worden overgelaten. Ook andere organisaties onderwijzen in de zin dat ze jonge mensen iets leren en bijdragen aan de ontwikkeling van hen. Denk aan kinderopvang, sportverenigingen, culturele organisaties, welzijnsorganisaties, bedrijven, etc. Zij alle hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de toekomst van jonge mensen. Nodig zijn het uitkristalliseren van nieuwe ideeën, het experimenteren met nieuwe pedagogische en educatieve arrangementen, het uitvinden van nieuwe werk- en ontmoetingsplekken. Kortom: laten we de tweede werkelijkheid, die van de instanties, organisaties en instellingen weer ondergeschikt maken aan de eerste werkelijkheid, die van het jong talent.

Terug...

^ Naar boven